Voor een klein land, heeft Montenegro een immens complexe geschiedenis. Als het centrum van de Balkan lag het gebied vaak in de buurt van de frontlinies van verschillende wereldrijken. Waaronder het rijk van de Ottomanen, het Oostenrijk-Hongaarse, het Franse met Napoleon, het Duitse met de Nazi’s en de Sovjets. Er kan dus wel gesteld worden dat het te maken heeft gehad met vele grote belangrijke gebeurtenissen in de geschiedenis. Dat er wordt gezegd dat de bewoners alleen “God en oorlog” serieus nemen, is dan ook begrijpelijk.
Illyriers, Romeinen en Slaven
Tekenen van de Balkan beschaving dateren al uit de 7e eeuw voor Christus. Agricultuur, aardewerk en vele smederijen leiden tot de stichting van kleine steden. Aan het einde van deze millennia was er al een actieve handel met West-Europa. In de 6e eeuw voor Christus vestigden Illyriërs zich in het gebied wat nu Montenegro is. Dit volk maakte gebruik van ijzertechnologieën, hanterend voor zowel zwaarden en ploegen, waarmee ze grootse opgezette zaken deden met de Grieken. In het jaar 400 voor Christus rukte de Kelten op uit het noorden, dat vlak erna gevolgd zou worden door de Romeinen. In het jaar 9 na Christus werden de Illyriërs verdreven, maar het gebied bleef bekend staan als Illyrium. De Romeinen bouwden er veel aquaducten, forten en andere gebruikelijke benodigdheden van het Romeinse rijk.
Toen keizer Theodosius stierf in 395 voor Christus viel het Romeinse rijk in tweeën; de grens tussen Albanie en Montenegro. Rome verloor zijn macht over het oostelijke deel, wat het Byzantijnse rijk werd. Het westelijke deel bleef Romeins. De Gothen en de Hunnen vervingen de Romeinen in de volgende 200 jaar. Desondanks waren de Avataren en Bulgaren onder het gezag van Constantinopel de grote militaire meesters van de regio.
Tijdens de 6e eeuw werden er Slaven uit Polen en de Baltische staten aangetrokken door het Mediterrane klimaat. Zij trokken naar de provincie van Provalis en vestigde zich daar. Tegenwoordig zijn dat de steden Kotor, Budva, Ulcinj, Bar en de ruïnes van Duklija.
“Braveries and battles for independence of Montenegrins surpass those of the ancient Hellenes at Thermopylae and at Marathon”
In 625 na Christus vormde de keizer Heracloius een alliantie met twee van de sterkere Slavische stammen; de Serven en de Kroaten. Zij leefde al in de regio en namen de controle over de Dalmatische kust. Omdat Dalmatië onherbergzaam was en een gebrek aan mineralen had, werd het binnenland een veilige haven voor gevluchte stammen. Deze stammen waren een soort verlengde familie groep, geleid door een eerlijk gekozen patriarch.
Soms verenigde enkele van deze “Zadruge” (coöperatie) familiegroepen onder een patriarch, die zelfs de titel van vorst kon aannemen. De eerste servische mini-staat onstond in 850 onder een superieure “Zupan” (een middeleeuws leider van een stam dienend als een soort vorsten-rechter) genaamd Vlastimir, wie zich verzette tegen de Bulgaarse expansie en die de Byzantijnse soevereiniteit erkende.
Dit moedigde de Byzantijnse keizer Michaël III om een religueze bekering van de Serven te starten, en zond Cyril de Evangelist om de bijbelteksten te vertalen naar het locale dialect en hierbij ook om het te maken van nieuwe teksten, nu hedendaags bekend als Cyrillisch of oude kerk Slavisch.
Het Koningrijk van Duklija
Na de dood van Vlastimir, was er een periode van generale desorganisatie, maar in 1017 stichtte zijn neefje, koning Vojislav de slavenstaat Duklija (Doclea) genoemd naar de Illyrische stam die daar eens leefden.
In 1042 versloeg hij de Byzantijnen bij de slag om Bar en verwon hij onafhankelijkheid. Tegen 1077 regeerde zijn zoon Mihailo een koningrijk wat het grootste deel van Montenegro, Albaniëen Herzogovina bevatte, en werd hij erkend door paus Gregorius VII als Sclavorum Regi “Koning van de Slaven”.
Het koningrijk Duklija verzwakte geleidelijk tot in 1169 een superieure Zupan genaamd Stefan Nemanja een slavenstaat stichte in de regio van Raska. Zijn zoon Stefan Provencani “eerst gekroonde” werd de eerste echte Servische koning van 1217. De dynastie breidde gelijdelijk uit tot aan een negende koning, Stefan Dusan (1331-1355), regerend over een gebied omvattend Montenegro, Albanië, Macedonië, grotendeels Bosnië en Servië en ook nog Thessalië in Griekenland. De sleutel tot deze expansie was het familie succes in het promoten van een religeuze en culterele samenhang onder de Orthodoxe kerk en het vaststellen van wetten.
De komst van de Ottomanen
Het Ottomaanse rijk zette voet aan grond in het Europeesche vastenland in 1354 en begon uit te breiden noordwaarts. Slavische leiders waren onverenigbaar en competitief, steeds makend en verbrekend van allianties met de Turken en met elkaar. De Turken beschouwden alle moslims tot een groep van gelovigen en zo kon iedereen tot hun heersende groep aansluiten door zich te bekeren tot de Islam.
De Ottomanen veroverden Servië bij de slag om Kosovo in 1389, bezette Bosnië in 1463 en Herzogovina in 1483. De Crnojevic dynastie, wie onderhandt het grootste deel van het hedendaagse Montenegro beheerde, verplaatste de hoofdstad van Zabljak bij het Skadar meer naar de berg stad van Cetinje in 1482 om zo de binnendringers makkelijker te verdedigen. Het gebied begon voor het eerst de naam Crna Gora te krijgen (“Zwarte Bergen”) en hoewel zijn grenzen ingekrompen waren verwierf het zo zijn eigen onafhankelijke soevereiniteit en cultuur. Om tactische redenen sloot koning Stefan I Crnojević een alliantie met Venetië in 1455 en Cetinje werd het thuis van de eerste printende pers in Zuid-Europa in 1494.
De Prins Bisschoppen
In 1516 was er een enorme grondwettelijke verandering. De laatste van de Crnojević dynastie trouwde met een Venitiaanse en vertrok naar Venetië, en liet de opvolging over aan de prins-bisschop (Vladika) van Cetinje. Deze formele verbintenis tussen kerk en staat versterkte nationale stabiliteit, doordat het leek in de ogen van de burgers dat de Vladika over autoritair gezag bezat en het verminderde het risico van concurrende samenwerkingen tussen lokale leiders en de turken. Oorlog met het Ottomaanse Rijk duurde voort, en hoewel Cetinje werd geplunderd in 1623, 1687 en opnieuw in 1712, waren de Turken nooit in staat de Montenegrijnen in geheel te onderwerpen.
“The independence of Montenegro has never been wholly extinguished, not even in the beginning of the 16th century. The Montenegrin position differed from all other Slavic lands….In their inaccessible mountains, Montenegrin’s lived not much caring for the Sultan”
Als orthodoxe bisshoppen moesten de Vladika’s ongehuwd blijven en uiteindelijk moest de opvolging gekozen worden, maar toen Danilo I de troon besteeg in 1696 verkreeg hij het recht zijn eigen opvolging te kiezen. Als gevolg dat de opvolging bleef in de Petrović clan, onverandelijk overgaand van oom naar neef. In juli 1712 won Danilo een opmerkelijke zegen over een 35.000 man sterk Turks leger bij de slag van Carev Laz. Vijfduizend Turken stierven en de slag werd een mijlpaal in de Montenegrijnse oorlogen voor onafhankelijkheid. Zowel als een succesvol generaal, was Danilo een succesvol diplomaat. Toen de Venitiaanse macht begon af te nemen, bezocht hij in 1715 de Russische tsaar Peter I van Rusland. De resulterende verkregen Russische alliantie bracht financiële hulp en bescheiden territoriale winst. Maar deze grote prestaties van Danilo werden toch nog overtroffen door Petar I Petrović-Njegoš, wie de opvolger werd in 1782. Hij versloeg de Turken in verscheidene veldslagen gebruikmakend van guerilla tactieken om zo zijn veel kleinere troepen te compenseren. In 1799 had het Ottomaanse gezag er genoeg van en erkende formele Montenegrijnse onafhankelijkheid.
Montenegro en Rusland tegen Napoleon
In 1806 verenigde Montenegro en Rusland zich samen om Napoleon te verslaan bij de slag om Kotor, en vervolgens vocht Montenegro nog veldslagen met zijn Franse leger uit bij Cavtat en Herceg Novi. De Montenegrijnen versloegen hem ook in de baai van Kotor, gebruikmakend van munitie geleverd door Rusland en Engeland. Maar echter toch na deze Montenegrijnse overwinningen besloot het congres van Wenen om de baai van Kotor in 1814 aan Oostenrijk toe te bedelen. Desondanks het aandeel voor de ondergang van Napoleon had Montenegro nog steeds niet de toegang tot de zee die het zo graag wilden.
Toen Petar I stierf in 1830 werd hij benoemd tot heilige van de Montenegrijnse orthodoxe kerk genaamd Sveti Petar Cetinjski (De heilige Peter van Cetinje). De vroege negentiende eeuw bracht aanzienelijke sociale veranderingen in Montenegro, helemaal na de opvolging van Petar II Petrović-Njegoš. Er wordt vanuit gegaan dat Petar II de meest uitzonderlijke heerser was van alle Montenegrijnse heersers en de grondlegger van het koningrijk Montenegro en zo dus van het hedendaagse Montenegro.
Hij organiseerde een centrale overheid, bestaand uit een senaat, een 32 man tellende Guardia, die opereerden als een reizenden politierechters, en een Perjanici die een politiemacht waren. Hij voerde belastingen in, desondanks de voorspelbare oppositie van individualistische Montenegrijnen, en hij was een legendarisch poëet wiens magnus opus, Gorski Vijenac (de bergkrans), de essentie van Montenegrijnse wijsheid en filosofie zou omschrijven en omvatten.
Petar II stierf in 1851, maar zijn neefje Danilo II was al verloofd en kom hem daardoor niet opvolgen als Vladika. En hij werd daardoor vernoemd tot prins (Gospodar) en geen koning. Ervoor zorgend dat dit een erfelijke positie bleef scheidde hij kerk en staat. In 1860 werd hij in Kotor vermoord, vermoedelijk op aandringen van Oostenrijk, en werd hij opgevolgt door de toenmalige negentien jarige oude Nikola I Petrović-Njegoš, wie de twee jaar daarvoor in Venetië verbleef en daar onderwezen werd.
Prins Nikola I Petrović
Het francofiele hof wie Nikola naar Venetië had gezonden begunstigde de Franse taal en de Franse etiquette. Nikola deelde deze bewondering, alhoewel zijn vrouw een echte Montenegrijnse was. Samen hadden ze drie zonen en negen dochters. Zes van de laatste genoemde trouwden koninglijke of aristocratische Europeanen waarvan de meest benoemswaardige en invloedrijkste, de Groot Hertog Petar van Rusland en Koning Victor Emmanuel van Italië waren. Zo werd erg veel waarde aan politiek aanzien verwonnen.
Dit was echter onvoldoende om de Turken in het gebied rustig te houden, en na een periodieke periode van oorlogen en verdragen verklaarde Montenegro en Servië gezamelijk de oorlog aan Turkije in 1876, met Rusland aansluitend een jaar later.
Tussen 1876 en 1878 leidde Prins Nikola het Montenegrijnse leger tot een serie van overwinningen. Het congres van Berlijn in 1878 bevestigde meeste van de nieuwe territoriale verworfen gebieden, waaronder de steden, Podgorica, Bar, Ulcinj en Niksic. Montenegro verdubbelde letterlijk in oppervlakte en haar grenzen werden internationaal erkend. Uiteindelijk had Montenegro de toegang tot de zee dat het zo graag wilden.
Nikola was ook een sociaal vervormer. Hij introduceerde vrije lagere school educatie, een meisjes instituut voor lagere school onderwijzeressen, een agrarisch college, post en telefoon kantoren, een netwerk van wegen en spoorwegen en vrijheid van de pers. Buitenlands kapitaal, vooral italiaans stroomde binnen. Zaken en handel steeg explosief en een groot aantal buitenlandse ambasades werden geopend in Cetinje.
In 1910 riep het parlement Nikola uit tot koning Nikola. 1912 zag de start van wederom Balkan oorlogen tegen Turkije. Montenegro was opnieuw overwinnend en het verdrag van London bracht nog meer territoriale winst ; ditmaal het gebied bij de Albaneze grens. Maar de Montenegrijnen moesten hier echter helaas wel een hoge prijs betalen in het aantal slachtoffers.
“Montenegro’s people have a right to life. One can’t strangle those who were once the lions of the Adriatic Sea”
De Eerste Wereldoorlog
Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, bezette Montenegro meteen de net onstane staat Albanië en verklaarde daarna gezamelijk met Servië de oorlog aan Oostenrijk. Dit was een vergissing en tegen het einde van 1915 waren beiden grotendeels bezet door Oostenrijkse-Duitse troepen.
Het grootste deel van het Servische leger vluchtte naar Corfu, en leefde om een andere dag te vechten. Maar het Montenegrijnse leger zette geen tactische terugtrekking op touw, hetgeen waar Koning Nikola niet aan wou beginnen. Sommige van zijn ministers werden naar Rome gebracht waaronder ze de bescherming van zijn stiefbroeder, de koning van Italië werden geplaatst.
In 1918 gebruikte Koning Petar van Servië een andere stiefbroer van koning Nikola de oorlog chaos om Montenegro binnen te treden met zijn troepen. In het begin werden de Serven binnen ontvangen als bevrijders en metgezellen, in de verwachting dat de Montenegrijnse regering werd hersteld als een deel van de na-oorlogse confederatie van Slavische staten.
Maar toen de Servische rol als bezettingsleger duidelijk werd, en Servië de aanhechting van Montenegro aan Servië bekend maakte zette Montenegrijnen een nationale opstand op touw op 7 januari 1919, de dag van orthodox kerstmis. Nikola stierf in Antibes in 1921 (zijn overblijfselen gezamelijk met die van zijn vrouw werden herbegraven in de kapel van Cipur in Cetinje in 1987). Maar de Montenegrijnse oorlog zelf duurde voort tot 1926. En eindigde alleen doordat de leiders de beloften van de geallieerden geloofden om vrijheid en onafhankelijkheid terug te brengen nadat de oorlog zou zijn afgelopen. Loyd George, Poincare en Wilson pleitte alle openbaar voor Montenegrijnse onafhankelijkheid, maar er kwam geen woord bij daden en Montenegro zou het enige geallieerde land worden dat zijn vrijheid verloor als resultaat van de Eerste Wereldoorlog. Als gevolg hiervan was dat emigatie naar Amerika een vogelvlucht zou nemen en een grote groep van Montenegrijnen besloot hier te proberen een verdere toekomst op te bouwen.
De geboorte van Joegoslavië
Tussen de twee wereldoorlogen door verdween Montenegro van de kaart en leed schadelijke verwaarlozing door toedoen van Servië, wat zichzelf zou veranderden in Joegoslavië in 1929. De moord op de koning Alexander I van Joegoslavië door een Kroaat in 1929 en zijn vervanging door regent prins Paul van Joegoslavië, oom van koning Peter II van Joegoslavië, veroorzaakte weinig verandering aan het centrale Belgrado gerichte regime.
Een effectief programma van landhervormingen verandere Joegoslavië in een redelijk welvarend land van kleine boeren. Toen Duitsland onder Hitlers gezag kwam leidde dit tot Europeesche economische herleving, hij legde met opzet handel links met Joegoslavië, en tegen 1938 ging 53% van Joegoslavische export daarheen.
Gevolgt door de Anschluss, Hitlers uitsluiting van Oostenrijk, dat jaar, werkte Joegoslavië hard om zijn politieke onafhankelijkheid jegens Duitsland te houden om bij de Axis aan te kunnen te sluiten. De invasies van Tsjecho-Slowakije en Albanië door Italië voegte toe aan de druk, daarbij ook optellend het 1939 Nazi-Sovjet “geen agressie” verdrag. In maart 1941 bezweek prins Paul uiteindelijk en tekende het Tripartite verdrag met Duitsland en Italië.
WWO 2 en de Partizanen
De algemene reactie was één van woede, leidend tot een bloedige machtsaanval onder aanvoering van de luchtmacht. De regent werd verbannen en koning Peter II van Joegoslavië troonsbestijging werd meteen uitgeroepen door het ministerie van nationale eenheid. Binnen een maand vield Duitsland binnen en Peter II vluchtte naar London met zijn regering in ballingschap. Joegoslavië werd opgesplitst tussen Duitsland, Italië, Hongarije en Bulgarije. Het grootste deel van Montenegro werd gegeven aan de Italianen, de rest aan door Italie geregeert Albanië. Een ongelukkige italiaanse poging om een marionetten monarchie in Montenegro te installeren was van korte duur.
Een vergroot en autonoom Kroatië onder Ante Pavelić en zijn Ustaša beweging adopteerde een beleid van extreme raciaale zuivering, uitroeiing van miljoenen joden, zigeuners en Serven. De kern van de koninglijke Joegoslavische garde verborgen zich en vormde de Chetniks onder Dragoljub “Draža” Mihajlović. Het derde en de meest veelbetekende macht waren de Partizanen geleid door Josip Broz gebruikend de “nom de guerre” Tito. Deze drie militaire groepen kwamen van totaal verschillende richtingen. Ustaša troepen gedroegen zich als een verlengde van het Axis leger. De doelen van de Chetniks waren om het vooruitzicht te behouden van een verenigd Joegoslavië wat teruggeven zou kunnen worden aan koning Peter II wanneer de oorlog zou eindigen.
De Partizanen, aan de andere kant, voerde een alles of niets guerilla oorlog, bijna onachtzaam voor slachtoffers of represailles met doelen om druk van het zwaar belegerde Sovjet Unie af te halen en het stichten van een communistische staat in het na-oorlogse Joegoslavië. Hun succes in het steunen van de Sovjet Unie kan worden gemaatstaaft in de onmenselijke hoge represaille-tarief van 50 geëxecuteerde voor elke gewonde Axis soldaat en 150 geëxecuteerde Joegoslaven voor elke gedode Axis soldaat.
Onvermijdelijk botste alle drie de groeperingen met elkaar, vooral de Ustaša en de Partizanen. Groot-Brittanie deed wat het kon doen om verzet te steunen maar uiteindelijk was er al snel een tekort aan goederen en transport mogelijkheden ervoor zorgend dat de hulp grotendeels moreel werd.
In het begin was Churchill en de generalen geneigd instinctief geneigd om de koninklijke Chetniks te steunen, maar al snel gaande werd duidelijk dat alleen de Partizanen effectief opereerde, sloeg de Britse en Amerikaanse hulp om naar Tito.
In het vroege 1944 ging alle hulp geallieerde hulp naar hem en de aanwezigheid van Britse militaire gezantschap op de grond sinds 1941 (al was het een klein gezantschap) geleid door eerst Bill (later Sir William) Deakin en daarna door Fritzroy (later Sir Fitzroy) Maclean, creëerde met Brittannië een speciale band.
Montenegro’s relatieve geisoleerde positie en bergachtige karakter, samen met de kracht van de lokale communistische partijen en de landelijke oorlog tradities, maakte het tot een ideaal opereer gebied voor de Partizanen. Tegen de zomer van 1944 was het einde van de oorlog inzicht. Tito onmoette Churchil in Napels in Augustus en vloog toen zonder aakondiging naar Moskou. Daar werden plannen neergelegd voor de bevrijding van Joegoslavië. Met russische assistentie bevrijde de Partizanen Belgrado in Oktober en namen daarna snel bezit over de rest van het land.
Tito wordt president
Tito besteedde veel van zijn tijd aan het vestigen van zichzelf als leider van geheel Joegoslavië, en Joegoslavië gedijde economisch goed, vooral in het toeristische aspect. De zes republieken genoten van eerlijke mate van autonomiteit maar ontwikkeling was ongelijk en in veel aspecten bleef Montenegro achter. Toen Tito stierf in Maart 1980 begon het land uit elkaar te vallen. Buitenlandse schulden en etnische spanningen groeiden. Tussen 1991 waren tussen liggende republieke relaties gespannen en Slovenië en Kroatië gevolgt door Macedonië, trokken zich terug van de federatie.
In Kroatië was de situatie vooral slecht met de herleving van Ustaša nationalisme en de consequente onderdrukking van de Servische minderheden. In mei 1992 werden er een VN-vredesmacht geïntroduceerd maar toch waren 200.000 Serven gedwongen om het gebied te verlaten. In Bosnië en Herzegovina wilde moslims en de kroatische bevolking zich afscheiden van de federatie, maar de Serven wilde blijven. Dit was een zwarte periode in de Joegoslaafse geschiedenis, waaronder burgeroorlogen, gruwelijkheden, oorlog misdaden en wijd verspreid bloedvergieten werden verricht.
In 1992 werd de Bosnische onafhankelijkheid erkend. En toen bleven er nog twee republieken over; Montenegro en Servië en gezamelijk benoemde zich tot de nieuwe Federatie Republiek van Joegoslavië in april 1992. Beide hadden hun eigen president, zijn eigen wetgevende macht en soevereiniteit dat niet werd toegewezen door de federale regering.
De Milošević jaren
Slobodan Milošević, wie president van Servië voor 10 jaar geweest was, nam over als president van de federatie in 1997. Hij zette zijn beleid van het beperken van de rechten van ethnische Albanezen door in het “autonome” gebied Kosovo, wat leidde tot een steeds meer groeiende opstand van het Kosovaarse bevrijdingsleger.
In maart 1998 lanceerde het voormalig Joegoslaafse leger een tegen offensief en bij Herfst was het Kosovaarse leger grotendeels verslagen. De Navo probeerde overgeefs als bemiddelaar op te treden en begon in Maart 1999 een serie van luchtaanvallen tegen doelen in Montenegro, Servië, Kosovo en het autonome gebied van Vojvodina. Milošević maakte geen inwilliging en dwong 300.000 Kosovaren uit hun gebied en naar Bosnië, Albanië en Macedonië. Navo stelde toen de Kosovo Force (KFOR) op en Kosovo werd een VN beschermheerschap. De enigste veilige plek voor de Kosovaarse vluchtingen was Montenegro, waar 100.000 van hun zich vestigde.
In oktober 2000 werd Milošević afgezet en vervangen door Vojislav Koštunica. Hij starte parlementaire verkiezingen, haalde de Verenigde Naties weer over om Joegoslavië weer te erkennen en vestigde een interim-coalitieregering.
Montenegro vandaag de dag
In 2002 beslootte de 2 overgebleven republieken van het vroegere Joegoslavië om een nieuwe minder restricte federatie te vormen, dat voortaan bekend zou staan als de Unie van Servie en Montenegro (Scg).
Het grondwettelijke handvest van deze alliantie werd nagekomen in Februari 2003, kenbaarmakend van een duidelijke intentie voor eventueele toetreding tot de Europeesche Unie. De nieuwe unie volgde de vroegere federatie van Joegoslavie op in de VN en alle andere internationale posities. De twee staten, elk met zijn eigen gekozen minister president, waren grotendeels autonoom met behouding van sommige gezamelijke ministeries, voornamelijk defensie, buitenlandse zaken, mensenrechten en internationale handel, maar met behouding van gescheiden economieen, douane’s en valuta ( Montenegro nam de Euro gelijk aan toen deze werd geintroduceerd; Servië behield de Dinar. In Montenegro werd echter een referendum aangekondigd om de toekomst van de republiek te beslissen. De stemmingen die uit het controversiële 2006-onafhankelijkheids referendum kwamen, resulteerden in een overwinning van 55,5% voor de onafhankelijke supporters, net boven het grensvlak van 55% van de EU. Hierop verklaarde Montenegro zich onafhankelijkheid op 3 Juni 2006. Direct nadat Montenegro zich in juni 2006 van Servië onafhankelijk had verklaard, werden de onderhandelingen over het kandidaat-lidmaatschap van de EU gestart. In december 2008 vroeg de regering van Montenegro officieel het lidmaatschap van de Europese Unie aan.
De Europese Commissie adviseerde in november 2010 Montenegro de status van kandidaat-lidstaat toe te kennen, indien op een aantal essentiële terreinen verdere voortgang zou worden geboekt. In december 2010 heeft de Raad dit besluit overgenomen. De Europese Unie is bezig met toetredingsonderhandelingen van Montenegro. Het is een nieuwe stap op weg naar een volwaardig lidmaatschap. De EU eist wel dat Montenegro tijdens de onderhandelingen onder meer corruptie en georganiseerde criminaliteit krachtig aanpakt. De afgelopen tijd boekte het land hierbij al wat vooruitgang. Waarnemers verwachten dat het nog jaren duurt voordat Montenegro lid zal zijn.