Het nationale kostuum word niet vaak meer waargenomen, zelfs in de meest afgelegen gebieden. Vijfenzeventig jaar geleden zou een typische bergbewoner een rood geborduurd vest, een witte mantel, donkere broek en witte beenkappen dragen.
Rond zijn schouders, pashmina stijl, word een wijde voor alle doeleinden geschikte mantel gedragen. Wapens werden ten alle tijden gedragen, vaak overdreven, waaronder niet alleen verscheidene pistolen maar ook messen en zelfs nog een zwaard. Een man wou niet gezien worden zonder zijn gordel. Op zijn hoofd droeg elke man, om zijn gezag te tonen, een traditionele zwarte zonder rand hoed, met de boven kant versiert met rood en goud.
Deze kleuren word gezegt staan voor, rood voor bloed, goud voor glorie en zwart voor aandenken. Tot aan 1910 was dit ook zijn oorlogs uitrusting.
Het kostuum van de vrouw bestond uit een wit vest een lange rok tot aan de middel of zelfs tot de schouders in jurkvorm. Een lange mantel en een hoofdoek gedragen vanaf de haargrens.